Het leuke aan het blindproeven van een biertje is dat iedereen zonder vooroordelen zijn mening over het biertje kwijt kan. Vooral voor bekende kleppers kan dit wel eens belangrijk zijn.
Deze maand bracht ons zo’n bekende klepper: Chimay Trippel.
Het bier is donkerblond tot koperblond en licht tot vrij troebel (naar gelang meer of minder gist in het glas wordt meegegoten). Een vast fijn wit schuim dat mooi aan de wand kleeft bekroont het bier.
In de geur springen duidelijk hopbloemen in de neus. Dit belooft een vrij bitter bier te worden met een rijk hoparoma. Andere geuren die we opsnuiven laten iets kruidigs, fruitig vermoeden.
De smaak zet onmiddellijk bitter aan. Gelukkig niet zo maar bitter, maar fijn hopbitter met de aroma’s van de hopbloemen. Nadien komt er een zachtere zoetheid opzetten. Tevens zit er een vleugje metaal in het bier. In de nasmaak komen de hoparoma’s duidelijk weer te voorschijn.
De meningen in ons proefpannel (7 personen) waren de meningen verdeeld. Wanneer Ruth opperde dat dit wel eens Chimay Tripel zou kunnen zijn dachten alle anderen (toch allemaal bedreven bierproevers) daar anders over. Het bier was te onevenwichtig om een trappist te zijn… Dus toch… Proficiat Ruth!
Chimay Tripel is dus duidelijk geen allemansvriend. Je houdt er van of niet. Er is geen tussenweg. Liefhebbers van een rijk hoparoma horen zeker bij de eerste categorie. Zeker omdat het bier meer te bieden heeft dan alleen bitterheid.
Chimay wordt zoals bekend door de paters Trappisten van de abdij van Scourmont gebrouwen. Het brouwwater wordt ter plaatse gewonnen. De geschiedenis van de streek verklaart het vleugje metaal in het bier. Sinds de oudheid wordt uit de grond in de omgeving ijzererts gewonnen (alweer raak Ruth).
De trappisten verblijven er sinds 1850 en in de jaren 60 van de 19de eeuw liep het eerste bier uit de brouwketels.
De tripel is zoals bij veel bierassortimenten de jongste spruit van de paters en wordt gebrouwen sinds 1966.